GEEN DIALOOG ZONDER IDENTITEIT



In het nr. 522 van Tertio nemen de 'inspiratieverantwoordelijken' van de christelijke arbeidersbeweging - het begrip 'pastores' klinkt sinds kort vermoedelijk iets te kerkelijk - afstand van het artikel van Jan De Volder, waarin deze gesteld had dat de missionaire Islam het christendom in het westen uitdaagt tot een grotere assertiviteit. Hun reactie is meer dan enkele kanttekeningen waard. Want wie in de huidige tijd de vraag naar de identiteit van de eigen cultuur in het algemeen en van de religie in het bijzonder wegmoffelt, is in een pluralistische samenleving niet tot een waarachtige dialoog in staat en riskeert daarom alleen al een onderdeel van het probleem te zijn in plaats van een bijdrage tot de oplossing ervan.



De auteurs vragen zich af 'of kerk en christendom vroeger zo krachtig en massaal ingeworteld waren in Vlaanderen, en of de kerkelijke leiding niet ongelooflijk veel kansen gemist heeft door de krachtige dynamiek van kerkgemeenschappen en christenen in de jaren vijftig, zestig en zeventig van vorige eeuw niet te integreren in haar institutionele werking'. Ongetwijfeld waren kerk en christendom krachtig en massaal ingeworteld. Maar wel bleek achteraf het christendom globaal onvoldoende toegerust om, bij de historische breuk in de cultuur tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw, de geesten te onderscheiden, alles rustig te wikken en het goede te behouden.



Concreet betekende dat o.m. dat de woelige jaren zestig en zeventig, en de adepten daarvan in de decennia daarna niet in staat waren om het tweede Vaticaans concilie correct te interpreteren en ernaar te leven. Meer nog : velen waren daarin niet echt geïnteresseerd, alhoewel zij er lippendienst aan bewezen. En de binnenkerkelijke beeldenstorm die daarvan het gevolg was heeft niet alleen fors bijgedragen tot de leegloop van de kerken ; er is ook een ernstig identiteitsprobleem ontstaan. Dat is zeker ook voelbaar in de erosie van de C in wat ooit de christelijke organisaties waren. In een aantal gevallen is het christendom er in feite of zelfs principieel vervangen door het zogenaamde 'intern pluralisme'. Het vage en moralistische beroep op de 'christelijke waarden' dat daarmee gepaard gaat, is echter een lege doos. Zoals kardinaal Danneels zegde : waarden die op zichzelf draaien, draaien zot.



Het christendom in het Westen staat met deze identiteitscrisis niet alleen. De hele cultuur maakt deze crisis door. Zij bestaat er fundamenteel in dat het Westen zich geen raad weet met haar eigen traditie. Uiteraard is deze traditie geen tijdloze metafysica die steeds letterlijk herhaald moet worden. Maar nog minder is zij een wegwerpproduct voor een zelfgenoegzame subjectiviteit die zichzelf centraal stelt en achteloos overboord kiepert wat haar niet aanstaat. Helaas is dat laatste de grondtoon van de seculiere cultuur geworden, daarin gevolgd door 'progressieve' christenen die van het geloof uiteindelijk alleen de moraal hoog weten te schatten. Tot deze tenslotte, los van haar wortels, ook verwatert.



Nochtans is een cultuur van de identiteit belangrijk. Wat kan daar overigens mis mee zijn ? Dat deze basishouding afgedaan wordt als een nostalgische terugkeer naar het verleden is te gek voor woorden. Dat verwijt wordt ten diepste ingegeven door wat Benedictus XVI ooit heeft omschreven als een typisch West-Europese zelfhaat. Waarom zouden wij ons geloof niet ernstig mogen nemen ? Waarom zouden wij - met groot respect voor andere religies - niet blij met en tros mogen zijn op ons geloof ? Zonder deze positieve basishouding is het niet mogelijk om missionair te zijn, een zeer fundamentele zending die Jezus zelf gaf aan zijn leerlingen (Mt. 28,19-20).



Overigens : hoe kan iemand ernstig genomen worden, als hij zijn eigen identiteit niet ernstig neemt ? Dat geldt zeker ook voor de religies. Jan De Volder verwijst volkomen terecht naar de aantrekkingskracht van de Islam op jonge mensen in Europa. Deze schuilt uitgerekend in een niet-problematische identiteit. Wij zouden er nog aan toe kunnen voegen dat hetzelfde ook opgaat voor de streng evangelische Kerken. Het is ons al opgevallen dat men bij deze protestants-christelijke strekking heel wat jonge gezichten ziet, veel meer dan bij de traditionele denominaties. Dat is ook best begrijpelijk. Hoe kan een mens aangesproken worden door een religie die met zichzelf overhoop ligt ?



Daarmee wil helemaal niet gezegd zijn dat de Kerk zelf deze evangelicale toer moet opgaan. De verhouding t.o.v. de traditie moet er geen zijn van emo-cultuur, starre letterlijkheid, creationisme enz. Een goede cultuur van de eigen identiteit bestaat in een schroomvolle hermeneutische benadering, die het onderscheid weet te maken tussen Traditie met en traditie zonder hoofdletter. Op deze manier wordt meteen ook ook de openheid op het heden, naar de niet-christenen en naar de seculiere cultuur behouden. Zoals bv. Vaticanum II heeft gedaan.



Er is nog meer. Zonder cultuur van de identiteit zal de dialoog, die de 'inspiratieverantwoordelijken' van het ACW verdedigen en die inderdaad broodnodig is in een pluralistische samenleving, mislukken. Dialoog en relativisme zijn water en vuur. Het relativisme maakt de dialoog zonder voorwerp. Het relativisme is overigens in strijd met de verklaring van het Vaticanum II over de niet-christelijke godsdiensten : deze worden positief benaderd, maar dat neemt niet weg dat Christus de weg, de waarheid en het leven blijft ; alleen in Hem is 'de volheid van het godsdienstig leven' te vinden.



Kerk moet 'missie' blijven heten, en dat betekent : de eigen identiteit beleven en uitdragen over de hele wereld, en zeker ook in Vlaanderen en West-Europa. In respect voor en in dialoog met de niet-christenen.







Marcel Gielis, docent aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit in Tilburg Frans Van Looveren, licentiaat toegepaste theologie KUL