Teksten van een brochure over het Lof in het algemeen

en meer bepaald over het Lof van het kerkwijdingsfeest van de begijnhofkerk

OMD 2002



Korte historiek van het Lof



Op een website (http://www.adagio.bewoner.antwerpen.be) - van de Antwerpse Sint-Norbertusparochie - vindt men in een uiterst bruikbare rubriek 'A-B-C' een definitie van het Lof: "Godsdienstige namiddag- of avondoefening (laudes vespertinae), die met de zegen van het Heilig Sacrament des Altaars besloten wordt". Op de website van de Utrechtse musicoloog Rudolf Rasch (http://www.let.uu.nl/~Rudolf.A.Rasch/personal/dmh.htm) staat in een project Dutch musical history in een hoofdstuk over de katholieke Kerk het volgende te lezen: "De katholieke eredienst kent naast de hoogmis regelmatige vespers, en eventuele andere getijden, terwijl ook het half-liturgische avondlof (laudes vespertinae) een belangrijke rol speelt. Diensten van het laatste type zijn vaak opgedragen aan Maria, het Heilig Kruis of het Heilig Sacrament en kennen een grote vrijheid van inrichting. Motetten, cantiones, hymnen, enz. kunnen dus klinken tijdens de mis, vespers en/of lof".

Het Lof is in de late Middeleeuwen (14de-15de eeuw) ontstaan in het kielzog van de verspreiding van het feest van Sacramentsdag en van de sacramentsdevotie (processies, broederschappen, mirakelen, 40-urige aanbidding; zie hierover voor de Nederlanden het standaardwerk van Charles Caspers uit 1992). Het Lof was vooral verspreid in de noordelijke landen; dat het in Italië veel minder bekend was, blijkt uit de documenten van het centrale leergezag, die zich eigenlijk zeer zelden uitspreken over dit ritueel.

Volgens de Instructie van de Ritencongregatie van 3 september 1958 maakt alleen de Zegening met het H. Sacrament, waaromtrent men zich moet houden aan het Rituale Romanum en waartoe bijgevolg noodzakelijk het gezang Tantum ergo, de verzen Panem de coelo en het gebed uit het misformulier van Sacramentsdag hoort, deel uit van de kerkelijke liturgie. Deze instructie gaat er duidelijk van uit dat dergelijke zegening het slotritueel vormt van een sacramentsprocessie (voor het eerst in 1301 in Hildesheim geattesteerd) of een aanbidding, maar laat wel ruimte voor andere gebruiken waar die sinds onheugelijke tijden in zwang zijn. Dit is dan duidelijk het geval voor het Lof zoals dat in onze streken bestaat en door de bisschoppen goedgekeurd is. Omdat de andere gebeden en gezangen die de Zegening met het Sacrament voorafgaan of volgen, strikt genomen geen kerkelijke liturgie, maar 'pia exercitia' of devotieoefeningen zijn (zie hierover nog Vaticanum II, Sacrosanctum Concilium. Constitutie over de H. Liturgie, nr. 13), is een grote vrijheid gelaten aan de lokale gemeenschap om aan het Lof gestalte te geven.

Dit belet niet dat in onze streken (de Belgische bisdommen) bepaalde gebruiken inzake het Lof algemeen in acht genomen werden. In het Lof dat nog altijd iedere zondag doorgaat in de Begijnhofkerk in Turnhout, worden deze gebruiken overigens nog altijd in ere gehouden. Vóór de Zegening met het H. Sacrament worden drie Latijnse gezangen, meestal ofwel hymnen uit het officie, ofwel speciale gezangen voor het Lof, uitgevoerd (eventueel gevolgd door een gebed); na de Zegening wordt meestal nog een lied in de volkstaal gezongen. Het eerste gezang is een lofzang voor het zopas uitgestelde H. Sacrament terwijl het bewierookt wordt. Naast de sequentie Lauda Sion en de hymnen uit het officie van Sacramentsdag is het door o.a. Mozart getoonzette Ave verum zo'n typisch lofgezang voor het Sacrament. Het tweede gezang is een lofzang voor O.-L.-Vrouw en het derde gezang houdt verband met het feest van de dag of de tijd van het liturgisch jaar; deze zangen vindt men vaak resp. in het Mariaofficie of in het officie van de dag of van de tijd van het jaar. Het Tantum ergo is eigenlijk het slotdeel van het Pange lingua, dat eveneens een hymne uit het (door de H. Thomas van Aquino gedichte) sacramentsofficie is.

Pauselijke uitspraken over het Lof zijn te vinden in de encycliek van Paulus VI Mysterium fidei van 3 september 1965 en in de brief van Johannes-Paulus II Dominicae cenae van 24 februari 1980.

Als voorbeeld wordt hier het lof op Openmonumentendag besproken.



Het Lof op het Kruisverheffingsfeest / Openmonumentendag



In het Lof op het Kruisverheffingsfeest - dat in de Begijnhofkerk gevierd wordt op Openmonumentendag - is het eerste gezang een psalmtekst - nl. de heel korte psalm 117 (Vulgaat: ps. 116) Laudate Dominum - die gevolgd wordt door het Gloria Patri en van een antifoon, Lauda Jerusalem, is voorzien; het geheel is een tijdlang heel populair geweest als lied bv. voor een plechtige communie. Ps. 117 luidt in de Statenvertaling als volgt: "Looft den Heere, alle heidenen; prijst Hem, alle natien! Want Zijn goedertierenheid is geweldig over ons, en de waarheid des Heeren is in der eeuwigheid! Hallelujah!"

In de antifoon (refrein) is sprake van Jerusalem en Sion. 'Sion' is aanvankelijk de benaming van de vesting der Jebusieten, de oorspronkelijke inwoners van Jerusalem. Nadat David deze vesting, die gelegen was op het meest zuidelijke deel van de oostheuvel, veroverd had en er de Verbondsark naartoe had gebracht, werd 'Sion' de benaming voor de 'stad van David' en meer en meer ook voor de 'woonplaats van God'. Dikwijls was 'Sion' echter synoniem met 'Jerusalem' of zelfs met 'volk van Israël'.

'Hosanna' is een jubelroep die oorspronkelijk een smeekbede was met als betekenis: "kom ons bevrijden". "Hosanna, de zoon van David" is (bij Matteüs althans) de kreet waarmee de mensen begroeten Jezus bij zijn intocht in Jerusalem kort vóór zijn lijden. In het lof van vandaag fungeert het 'Hosanna' als een jubelroep voor Jezus die vooral in zijn H. Sacrament onder ons wil aanwezig komen.



De tweede zang is een anoniem loflied voor O.-L.-Vrouw dat in de 14de eeuw zou ontstaan zijn: Salve Mater Misericordiae (website van het Vaticaan, Pauselijke Raad voor de Cultuur, Zitting van de Pauselijke Academies van 8 november 2001, waarop dit gezang uitgevoerd is).



De Turnhoutse begijnhofkerk is toegewijd aan het H. Kruis. Het kerkwijdingsfeest van deze kerk is dan ook het feest van de Verheffing van het H. Kruis, dat normaal op 14 september gevierd wordt. In de Turnhoutse Begijnhofkerk viert men echter thans het kerkwijdingsfeest op Openmonumentendag, die valt op de tweede zondag van september. (Het uitgaan van de processie is gewoonlijk gekoppeld aan het kerkwijdingsfeest en daarom gaat thans deze processie in het begijnhof uit op Openmonumentendag.) Het ligt dus voor de hand om in het Lof van vandaag als derde zang, die in verband staat met het feest van de dag of de tijd van het jaar, een hymne voor het H. Kruis te nemen. Evenals de andere beroemde kruishymne Pange lingua gloriosi Lauream is het lied Vexilla Regis prodeunt gedicht door de latere bisschop van Poitiers, de H. Venantius Fortunatus (ca. 535 - na 600). Deze hymnen zouden ontstaan zijn toen de H. Radegundis, een Frankische koningin en de stichteres van het klooster van het H. Kruis in Poitiers, in 568 van de Byzantijnse keizer een stuk van Christus' kruis kon krijgen. Venantius Fortunatus, die als priester aan Radegundis' klooster verbonden was, was degene die de luisterrijke processie die de kostbare relikwie (waarschijnlijk in 569) kwam overbrengen, in Poitiers moest ontvangen.

In de hymne Vexilla Regis prodeunt beschrijft de dichter in het eerste vers hoe hij in de verte de vaandels van de processie met de kruisrelikwie ziet aankomen. Dit voert hem dan tot een beeldrijke, maar diepgaande meditatie over de heilsbetekenis van het kruis, waaraan Jezus, die zelf het Leven is, gestorven is (eerste strofe) uit liefde tot ons, wat gesymboliseerd wordt door het water en het bloed, die vloeien uit de door de lanssteek toegebrachte zijdewonde (tweede strofe; zie dienaangaande ook de christelijke iconografie). Daarom is het kruis een koningstroon geworden van waarop de Messias regeert (derde en vierde strofe; vgl. ps. 96,10) en ook - en hier neemt Venantius een gedachte over van de H. Augustinus - een weegschaal, waarop de losprijs die Jezus betaalde, de doorslag gaf (vijfde strofe) (deze strofen worden in de ingekorte versie niet gezongen). Wanneer de processie tot bij hem genaderd is, begroet de dichter het kruis, dat onze enige hoop is, - de woorden "Ave, o Crux, spes unica" zijn spreekwoordelijk geworden! - en bidt hij dat het bron van genade en vergeving moge worden (zesde strofe). Tenslotte aanroept de dichter de H. Drieëenheid, die door het kruis de mensheid het heil schenkt (zevende strofe).

De kruishymnen van Venantius Fortunatus werden in de kerkelijke liturgie opgenomen, Pange lingua gloriosi Lauream als lofzang in metten en lauden - de zang van 10 strofen werd uitgesplitst over deze beide delen van het officie - in de Passietijd en Vexilla Regis prodeunt als lofzang in de vespers in dezelfde tijd van het jaar. Deze hymnen worden ook gezongen op de feesten van het H. Kruis, nl. de Kruisvinding op 3 mei (tot 1960) en de Kruisverheffing op 14 september. Vóór de hervorming van de liturgie van de Goede Week (1955) werd Vexilla Regis prodeunt ook gezongen als processiegezang op Goede Vrijdag. Sommigen horen in (of zien in de neumen van) de gregoriaanse melodie van dit gezang een nabootsing van het wapperen van de vaandels.







De Zegening met het H. Sacrament is het officieel-liturgisch gedeelte van het Lof. In dit gedeelte blijkt heel duidelijk dat er een verband is tussen het Lof (en de sacramentsdevotie in het algemeen) en de verspreiding van het feest van Sacramentsdag, dat ingesteld werd in het bisdom Luik in 1246 en in de hele Kerk in 1264. Niemand minder dan de H. Thomas van Aquino (1224/5-1274), een der grootste theologen uit de kerkgeschiedenis, stelde voor het nieuwe feest het officie (het formulier van de mis en van het koor- of breviergebed) samen. Dit betekent dat Thomas de dichter is van de sequentie Lauda Sion (waarvan de laatste vier strofen het Ecce panis Angelorum vormen) en van de hymnen resp. voor metten, lauden en vespers, Sacris solemniis (met als zesde strofe het Panis angelicus, waarvoor César Franck een beroemde toonzetting schreef), Verbum supernum (met als vijfde strofe O salutaris hostia) en Pange lingua gloriosi Corporis (dat, zoals de eerste woorden duidelijk aangeven, op de beroemde, hier reeds vermelde kruishymne van Venantius Fortunatus geïnspireerd is en aanvankelijk op dezelfde melodie werd gezongen). Al deze gezangen zijn thans vooral bekend als gezangen voor het Lof of de Sacramentsprocessie. Nu is het zo dat het gezang en het gebed die aan een Zegening met het H. Sacrament voorafgaan, volgens de kerkelijke liturgische richtlijnen eveneens aan het sacramentsofficie van Thomas ontleend zijn: vóór een dergelijke zegening moeten Tantum ergo en Genitori Genitoque gezongen worden, die eigenlijk de vijfde en zesde strofen van het Pange lingua van Thomas vormen, terwijl het verplichte gebed na het Tantum ergo de oratie is van de mis en de vespers van Sacramentsdag. De auteur van dit prachtige gebed is dus eveneens de H. Thomas van Aquino. Ook vandaag gebeurt de Zegening met het H. Sacrament volgens dit ritueel, dat sinds de 15de eeuw vrij algemeen in gebruik is.



Over de geschiedenis van de sacramentsdevotie en de rol die de H. Thomas van Aquino daarin gespeeld heeft, kan men een en ander vernemen uit het glasraam bij het sacramentsaltaar in de zuiderbeuk van de Sint-Pieterskerk in Turnhout. Thomas' lofzangen op het H. Sacrament hebben trouwens grote invloed gehad op de iconografie van de Eucharistie (waarin gepoogd wordt de theologische betekenis van de Eucharistie plastisch weer te geven), zoals men dat eveneens op hetzelfde glasraam kan zien (en ook bv. op het beroemde altaarstuk van Dirk Bouts in de Sint-Pieterskerk van Leuven).



Het slotlied is een nederlandstalige lofzang, nogmaals op het H. Sacrament. Uit deze zang spreekt een grote verwondering voor de aanwezigheid van de Godmens in het tabernakel, die de priester door de consecratie bewerkt en die de gelovige heil en zegen brengt.





Samengesteld ter gelegenheid van Openmonumentendag (8 september) 2002 met de steun van de Broederschap van het H. Sacrament van de Sint-Pietersparochie van Turnhout.